‘Op dat moment vergaten ze alle vier totaal hun vermoeidheid…’
Deze regel komt uit het boek ‘De paard en de jongen’ uit de Narnia reeks van C.S. Lewis. Het illustreert voor mij een fenomeen waar we niet alleen ons voordeel mee kunnen doen, maar waarmee we ook onze ondergang tegemoet kunnen gaan.
In het boek zijn Aravis en Shasta met hun (sprekende) paarden op weg naar Anvard om de koning te waarschuwen dat Calormeense strijders in aantocht zijn. Ze hebben maar een kleine voorsprong en moeten onder barre omstandigheden veel afstand afleggen in weinig tijd. Vermoeidheid speelt parten en ze zijn op het punt gekomen waarop ze het tempo niet langer volhouden.
Totdat het moment waarop zij achter zich het gebrul van een leeuw horen.
Daarna bleek het viertal toch nog sneller te kunnen.
In de zorg wordt regelmatig gebruik gemaakt van het vermogen van zorgverleners om toch nog een stapje harder te gaan, ook al is men moe en overbelast. Zelfs als er op de valreep, van je toch al drukke dienst, een noodsituatie aandient. Honger, dorst en vermoeidheid verdwijnt weer naar de achtergrond en de zorgverlener doet weer waar hij of zij voor opgeleid is.
Tot zover het voordeel.
Een leeuw op je hielen stelt je weliswaar in staat om een uitzonderlijke prestatie te verrichten, maar zo’n prestatie kost je ook heel veel energie. Nadat je ontsnapt ben aan de klauwen van de leeuw is het zaak om te rusten.
Shasta krijgt in het boek geen tijd om te rusten want de koning moet nog altijd gewaarschuwd worden. De Kluizenaar ontfermt zich over de paarden en Aravis die niet verder kunnen maar hij stuurt Shasta door.
‘Daar is nog een poort, recht tegenover die waardoor je bent binnengekomen. Doe die open en ga rechtdoor, altijd maar rechtdoor, of het vlak is of steil, of het effen is of ruig, of het droog is of nat. Door mijn toverkunst weet ik dat je Koning Lune ( van Anvard) recht voor je uit vinden zult. Maar rennen nu, rennen; aldoor maar blijven rennen.’
Het nadeel is dat het vergeten van je eerste levensbehoeften om anderen te helpen voor de zorgverlener zelf niet erg bevorderlijk is. Het vraagt bovenmenselijke krachten. Vooral als er steeds vaker zogenaamde noodsituaties opdoemen. Noodsituaties die ontstaan om dat het werk eigenlijk met te weinig handen aan het bed moet worden gedaan. Of omdat er niet voldoende gekwalificeerde mensen ingeroosterd staan. Of omdat aan andere essentiële arbeidsvoorwaarden niet wordt voldaan door een stelselmatig tekort aan middelen.
Zorgverleners kunnen niet, aan de lopende band, hun vermoeidheid vergeten.
Dan worden ze zelf ziek.